hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 49 BasisBijbel (BB)

Psalm 49

1. Voor de leider van het koor. Een lied voor de Korachieten .

2. Volken, luister!Bewoners van de aarde, let goed op!

3. Luister, wie je ook bent,arm of rijk!

4. Ik zal alleen wijze dingen zeggen,alleen verstandige gedachten uitspreken.

5. Ik heb geluisterd naar wijze woorden.Die zal ik jullie nu vertellen terwijl ik op mijn harp speel.

6. Waarom zou ik bang zijn in moeilijke tijden?Waarom zou ik bang zijn als slechte mensen mij kwaad wil doen?

7. Zij vertrouwen op hun geld.Ze scheppen op over hun rijkdom.

8. Maar niemand van hen kan de dood afkopen.Niemand kan aan God de prijs voor een leven betalen.

9. Want de prijs voor een leven is veel te hoog.Wat je ook biedt, het is nooit genoeg.

10. Niemand kan er voor zorgendat hij altijd zal blijven leven,dat hij nooit in het graf zal komen.

11. Nee, we zien dat alle mensen sterven.Het maakt niet uit of ze wijs zijn, of dwaas en onverstandig.En wat ze bezaten, gaat naar andere mensen.

12. Maar ze verbeelden zichdat ze voor eeuwig zullen blijven bestaan,dat hun familie voor altijd in hun huis zal wonen.Ze noemen hun land trots naar zichzelf.

13. Maar met al hun rijkdomzullen ze toch niet eeuwig blijven bestaan.Ze sterven, net als de dieren.

14. Het is dwaas dat ze zo denken en leven.Maar hun kinderen denken dat het wijs is.

15. Toch zullen ze tenslotte sterven.De dood neemt hen weg.In het graf zal hun lichaam vergaan.De mensen die leefden zoals God het wil,zullen later over hen heersen.

16. Maar míj zal God redden uit de macht van het dodenrijk.Hij zal mij meenemen.

17. Wees niet bang als iemand rijk wordten steeds meer bezit.

18. Want als hij sterft, neemt hij er niets van mee.Zijn rijkdom gaat niet mee naar het dodenrijk.

19. Misschien vindt hij zichzelf erg gelukkig.Misschien wordt hij door iedereen geprezen voor wat hij heeft gedaan.

20. Maar toch zal hij sterven, net als zijn voorouders.Nooit meer zal hij het daglicht zien.