hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 115 BasisBijbel (BB)

Psalm 115

1. Niet wij, Heer, moeten worden geprezen,maar U alleen, want U bent goed en trouw.

2. Waarom zouden de volken die U niet kennen, zeggen:"Waar is hun God dan?"

3. Onze God is in de hemel.Wat Híj wil, gebeurt.

4. De goden van de volken zijn van zilver en goud.Ze zijn door mensen gemaakt.

5. Ze hebben een mond, maar spreken niet.Ze hebben ogen, maar zien niet.

6. Ze hebben oren, maar horen niet.Ze hebben een neus, maar ruiken niet.

7. Hun handen voelen niet.Hun voeten lopen niet.Hun keel maakt geen geluid.

8. De mensen die hen maakten en op hen vertrouwden,zijn nét zo [ machteloos ] als zij.

9. Israël, vertrouw jij maar op de Heer!Hij beschermt je als een schild.Hij is je Redder.

10. Priesters, vertrouw op de Heer.Hij beschermt jullie als een schild.Hij is jullie Redder.

11. Jullie die ontzag voor de Heer hebben,vertrouw op de Heer.Hij beschermt jullie als een schild.Hij is jullie Redder.

12. De Heer heeft aan ons gedacht.Hij zal goed voor ons zijn.Hij zal goed zijn voor het volk Israël.Hij zal goed zijn voor de priesters.

13. Hij zal goed zijn voor de mensendie diep ontzag voor Hem hebben,arm en rijk.

14. De Heer zal goed voor jullie zijnen voor jullie kinderen.

15. De Heer die de hemel en aarde gemaakt heeft,zal voor altijd goed voor jullie zijn.

16. De hemel is van de Heer,maar de aarde heeft Hij aan de mensen gegeven.

17. Niet de doden zullen de Heer prijzen.Niemand die in de stilte van het graf ligt, zal de Heer nog prijzen.