hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 88 BasisBijbel (BB)

Psalm 88

1. Een lied voor de Korachieten , op de wijs van: 'Mahalat leannot.' Voor de leider van het koor. Een gedicht van de Ezrahiet Heman, om iets van te leren.

2. Heer God, U bent mijn Redder.Dag en nacht roep ik tot U.

3. Luister alstublieft naar mijn gebed.Doe niet alsof U mij niet hoort.

4. Want mij overkomt ramp op ramp.Ik sta op de rand van de dood.

5. De mensen verwachten dat ik zal sterven.Ik heb helemaal geen kracht meer.

6. Ik ben al zo goed als dood.Binnenkort kunnen ze me begraven.Dan zal ik bij de doden zijn,aan wie U niet meer denkten voor wie U niets meer hoeft te doen.

7. U heeft me diep in het dodenrijk gelegd,op de diepste, donkerste plaats.

8. Uw boosheid ligt als een zware last op mij.Uw woede beukt als woeste golven op mij in.

9. Mijn vrienden kennen me niet meer.Ze durven niet meer naar me te kijken.Ik zit gevangen in ellende en kan niet ontsnappen.

10. Mijn ogen staan dof van ellende.Elke dag roep ik tot U, Heer.Ik strek mijn handen naar U uit.

11. Doet U wonderen voor de doden?Zullen de doden opstaan en U prijzen?

12. Wordt er in het dodenrijk gesprokenover uw liefde en uw trouw?

13. Vertellen ze daar in het donker [ van de dood ]over de wonderen die U heeft gedaan?Is uw rechtvaardigheid bekendin het land waar iedereen vergeten wordt?

14. Maar ik roep tot U, Heer.Elke morgen bid ik tot U.

15. Waarom, Heer, heeft U me in de steek gelaten?Waarom kijkt U me niet meer aan?

16. Mijn hele leven lang zit ik in grote moeilijkheden.Ik sta op de rand van de dood.U heeft me met allerlei rampen getroffen.Ik weet me helemaal geen raad meer.

17. Uw woede slaat als golven over mij heen.Uw rampen vernietigen mij.

18. Ik word er bijna door weggespoeld.Ik ben ingesloten en zie geen uitweg meer.