hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 73 BasisBijbel (BB)

Psalm 73

1. Een lied van Asaf. Wat is God toch goed voor Israël,voor de mensen die bij Hem horen.

2. Toch was ik bijna de verkeerde weg opgegaan.Bijna was ik gevallen.

3. Want ik werd jaloers op mensen die zich niets van U aantrekken.Ik werd jaloers toen ik zag hoe goed het met hen ging.

4. Want ze hebben geen moeilijkheden.Ze zijn gezond en sterk.

5. Ze hebben geen zorgen.Hun overkomt geen kwaad.

6. Daar scheppen ze trots over op.Ze denken dat ze kunnen doen wat ze willen.Ze vinden het heel gewoon om geweld te gebruiken.

7. Hun ogen puilen uit van het vet.Ze denken dat ze heel wat zijn.

8. Ze spotten met alles,ze misbruiken hun macht.Op alles en iedereen kijken ze neer.

9. Tegen God in de hemel hebben ze een grote mond.Over de mensen op aarde zeggen ze wat ze maar willen.

10. Daarom komen de mensen naar hen toe.Ze drinken hun woorden op als water.

11. Ze zeggen: "Het kan God niets schelen.Hoe zou God het weten? Hij ziet het niet!"

12. Het zijn slechte mensen, maar toch gaat het goed met hen.Ze worden rijker en rijker en hebben geen zorgen.

13. Het heeft geen zin gehad dat ik eerlijk heb geleefd.Helemaal voor niets heb ik altijd eerlijk gehandeld.

14. Want ik heb elke dag moeilijkheden.Elke ochtend heb ik nieuwe ellende.

15. Maar als ik net als zij zou spreken,zou ik ontrouw zijn geweest aan [ U en aan ] uw volk.

16. Ik probeerde het te begrijpen.Ik bleef het moeilijk vinden.

17. Totdat ik Gods heiligdom binnenging.Toen begreep ik hoe het met hen zou aflopen.

18. Want God brengt hen naar glibberige plaatsen,zodat ze uitglijden en worden gedood.

19. Hun einde is verschrikkelijk.In één ogenblik zijn ze verdwenen.

20. U wil niets met hen te maken hebben.Als U ingrijpt, verdwijnen zij,zoals een droom verdwijnt op het moment dat je wakker wordt.

21. Toen ik er boos en bitter over was,[ dat het zo goed met hen gaat, ]

22. was ik een grote dwaas.Ik was als een dier zonder verstand.

23. Want ik mag altijd dicht bij U zijn.U houdt mijn hand vast.

24. Zo leidt U mij en geeft U mij raad.Later zult U mij eervol ontvangen.

25. Wie heb ik in de hemel behalve U?Ook op aarde verlang ik niets anders dan U.

26. Zelfs als ik zou sterven, bent U alles voor mij.U bent de rots onder mijn voeten.Voor eeuwig bent U alles voor mij.

27. Maar het loopt slecht af met de mensendie zich niets van U aantrekken.U vernietigt de mensen die ontrouw aan U zijn en U verlaten.