Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 31:1-11 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Woorden van Lemuël, de koning van Massa, waarmee zijn moeder hem vermaande.

2. Wat, mijn zoon, (zal ik u zeggen)? ja wat, zoon van mijn schoot?ja wat, zoon van mijn geloften?

3. Geef uw kracht niet aan de vrouwen,noch uw omgang aan haar die koningen verderven.

4. Het past koningen niet, o Lemuël,het past koningen niet wijn te drinken,noch machthebbers bedwelmende drank te begeren,

5. opdat hij niet drinke en de inzettingen vergeteen het recht van alle verdrukten verkere.

6. Geeft bedwelmende drank aan wie te gronde gaat,en wijn aan wie bitter bedroefd zijn;

7. opdat hij drinke en zijn armoede vergete,en aan zijn moeite niet meer denke.

8. Doe uw mond open ten bate van de stomme,ten behoeve van het recht van allen die wegkwijnen;

9. open uw mond, oordeel rechtvaardig,verschaf de verdrukte en nooddruftige recht.

10. Een degelijke huisvrouw, wie zal haar vinden?haar waarde gaat koralen ver te boven.

11. Op haar vertrouwt het hart van haar man,het zal hem aan voordeel niet ontbreken.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 31