Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 5:6-12 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Opdat gij het pad des levens niet zoudt inslaan,zijn haar gangen doolwegen, zonder dat gij het weet.

7. Nu dan, zonen, luistert naar mijen wijkt niet af van de woorden mijns monds.

8. Houd uw weg ver van haar,nader niet tot de deur van haar huis,

9. opdat gij uw luister niet aan anderen geeftnoch uw jaren aan een meedogenloze;

10. opdat vreemden zich niet verzadigen met uw vermogen,en uw moeizaam verworven goedniet kome in het huis van een onbekende,

11. zodat gij in het laatst zoudt kermen,als uw vlees en uw lijf verteerd zijn,

12. en gij zoudt zeggen: Hoe heb ik de tucht kunnen hatenen heeft mijn hart de vermaning kunnen versmaden;

Lees verder hoofdstuk Spreuken 5