Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 30:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De woorden van Agur, de zoon van Jake. De godsspraak.Deze man zegt: Ik tobde mij af, o God,ik tobde mij af, o God, en ik versmacht;

2. want ik ben onvernuftiger dan enig mensen mensenverstand heb ik niet;

3. ook heb ik geen wijsheid geleerd,dat ik de Hoogheilige zou kennen.

4. Wie klom op ten hemel en daalde weer neder,wie heeft de wind in zijn vuist verzameld?Wie heeft de wateren saamgebonden in zijn kleed,wie heeft al de einden der aarde vastgesteld?Hoe is zijn naam en hoe de naam van zijn zoon?Gij weet het toch.

5. Alle woord Gods is gelouterd;hun die bij Hem schuilen, is Hij ten schild.

6. Doe niets aan zijn woorden toe,opdat Hij u niet terechtwijzeen gij een leugenaar bevonden wordt.

7. Twee dingen vraag ik van U,onthoud ze mij niet, voordat ik sterf:

8. houd valsheid en leugentaal verre van mij,geef mij armoede noch rijkdom,voed mij met het brood, mij toebedeeld;

Lees verder hoofdstuk Spreuken 30