Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 18:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. De eenzelvige zoekt zijn eigen begeerte,hij barst los tegen al wat verstandig is.

2. Een dwaas schept geen behagen in inzicht,maar hierin, dat zijn hart zich bloot geeft.

3. Waar de goddeloze komt, komt ook verachting,en met schande komt smaad.

4. De woorden van iemands mond zijn diepe wateren,een bruisende beek, een bron van wijsheid.

5. Het is verkeerd de goddeloze voor te trekken,en de rechtvaardige in het gericht weg te duwen.

6. De lippen van de dwaas brengen twist voort,en zijn mond roept om slagen.

7. De mond van de dwaas is hem tot verderf,zijn lippen zijn een valstrik voor hemzelf.

8. De woorden van de lasteraar zijn als lekkernijen;zij glijden immers af naar de schuilhoeken van het hart.

9. Hij, die traag is in zijn arbeid,is reeds een broeder van de verderver.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 18