Oude Testament

Nieuwe Testament

Spreuken 10:21-30 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

21. De lippen van de rechtvaardige weiden er velen,maar de dwazen sterven door gebrek aan verstand.

22. De zegen des Heren, die maakt rijk,zwoegen voegt er niets aan toe.

23. Zoals het een vermaak is voor de dwaasschanddaden te bedrijven,zo is het met de wijsheid voor de man van verstand.

24. Wat de goddeloze vreest, dat overkomt hem,maar Hij vervult de wens der rechtvaardigen.

25. Als de stormwind voorbijgaat, dan is de goddeloze niet meer,maar de rechtvaardige staat als een duurzame grondslag.

26. Wat azijn is voor de tanden en wat rook is voor de ogen,dat is de luiaard voor wie hem zenden.

27. De vreze des Heren vermeerdert de dagen,maar de jaren der goddelozen worden verkort.

28. De verwachting der rechtvaardigen is vreugde,maar de hoop der goddelozen gaat teniet.

29. De weg des Heren is een beschutting voor de oprechten,maar onheil voor de bedrijvers van ongerechtigheid.

30. De rechtvaardige zal in eeuwigheid niet wankelen,maar de goddelozen zullen de aarde niet bewonen.

Lees verder hoofdstuk Spreuken 10