7. Gij hebt mij in de diepste kuil gelegd,in duistere plaatsen, in diepten.
8. Uw grimmigheid rust zwaar op mij,door al uw baren drukt Gij mij neder. sela
9. Mijn bekenden hebt Gij van mij verwijderd,Gij hebt mij tot een gruwel voor hen gemaakt;ik ben ingesloten, ik kan niet ontkomen.
10. Mijn oog kwijnt van ellende;dagelijks roep ik U aan, o Here,ik breid mijn handen naar U uit.
11. Zult Gij aan de doden een wonder doen;zullen schimmen opstaan en U loven? sela