Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 88:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Een lied. Een psalm van de Korachieten. Voor de koorleider. Op: Machalat leannot. Een leerdicht van Heman, de Ezrachiet.

2. Here, God van mijn heil, des daags roep ik,des nachts ben ik vóór uw ogen.

3. Laat mijn gebed voor uw aangezicht komen,neig uw oor tot mijn geroep;

4. want mijn ziel is verzadigd van rampen,mijn leven is het dodenrijk nabij.

5. Ik word gerekend onder wie in de groeve nederdalen,ik ben geworden als een man zonder kracht.

6. Onder de doden is mijn verblijf,gelijk verslagenen die in het graf liggen,die Gij niet meer gedenkt,en die aan uw hand ontrukt zijn.

7. Gij hebt mij in de diepste kuil gelegd,in duistere plaatsen, in diepten.

8. Uw grimmigheid rust zwaar op mij,door al uw baren drukt Gij mij neder. sela

9. Mijn bekenden hebt Gij van mij verwijderd,Gij hebt mij tot een gruwel voor hen gemaakt;ik ben ingesloten, ik kan niet ontkomen.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 88