Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 74:5-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

5. het had het aanzien, alsof iemand de bijl van omhoogop het kreupelhout deed neerkomen;

6. toen sloegen zij het snijwerk daaraanaltegader stuk met bijl en houweel;

7. uw heiligdom staken zij in brand,zij ontwijdden tot de grond toe de woning van uw naam;

8. zij zeiden bij zichzelf: Laten wij hen altegader verdrukken.Zij verbrandden alle godshuizen in den lande.

9. Onze tekenen zien wij niet, geen profeet is er meer,niemand onder ons, die weet tot hoelang.

10. Ja, hoelang nog zal de tegenstander honen, o God;zal de vijand uw naam voor altijd versmaden?

11. Waarom houdt Gij uw hand, ja uw rechterhand, terug?Trek ze uit uw boezem, verdelg!

12. Toch is God mijn Koning van oudsher,die in het midden der aarde verlossing bewerkt.

13. Gij zijt het, die de zee hebt gekliefd door uw kracht,de koppen der draken in het water verbrijzeld.

14. Gij zijt het, die de koppen van de Leviatan hebt vermorzeld,hem aan het woestijngedierte tot spijze gegeven.

15. Gij zijt het, die bronnen en beken hebt opengebroken;Gij zijt het, die altijdvlietende stromen hebt doen verdrogen.

16. Uwer is de dag, uwer ook de nacht;Gij zijt het, die hemellicht en zon hebt gesteld.

17. Gij zijt het, die al de grenzen der aarde hebt bepaald;zomer en winter, Gij hebt ze geformeerd.

18. Gedenk hieraan; de vijand hoont, o Here,en een verdwaasd volk versmaadt uw naam.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 74