Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 73:1-13 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Een psalm van Asaf.Waarlijk, God is goed voor Israël,voor hen die rein van hart zijn.

2. Maar mij aangaande, bijkans waren mijn voeten afgeweken,bijna waren mijn schreden uitgegleden.

3. Want ik was afgunstig op de hoogmoedigen,toen ik de voorspoed der goddelozen zag.

4. Want moeiten hebben zij niet,gaaf en welgedaan is hun lichaam;

5. in de kwelling der stervelingen delen zij niet,en met andere mensen worden zij niet geplaagd.

6. Daarom is de trots hun een halssieraad,het geweld omhult hen als een kleed;

7. hun ogen puilen uit van vet,de inbeeldingen van hun hart lopen over;

8. zij spotten, en boosaardig spreken zij van verdrukking,zij spreken uit de hoogte;

9. ze zetten een mond op tegen de hemel,en hun tong roert zich op de aarde.

10. Daarom wendt zijn volk zich hierheen,en als water in overvloed wordt het door hen geslorpt;

11. zij zeggen: Hoe zou God het weten;zou er ook wetenschap zijn bij de Allerhoogste?

12. Zie, zo zijn de goddelozen,altijd onbezorgd vermeerderen zij het bezit.

13. Maar tevergeefs heb ik mijn hart rein gehouden,mijn handen in onschuld gewassen.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 73