Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 58:4-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. De goddelozen zijn van de geboorte aan afvallig,de leugensprekers dwalen van de moederschoot aan.

5. Hun venijn is gelijk het venijn van een slang;als een dove adder, die haar oor toesluit,

6. die niet luistert naar de stem der bezweerders,noch naar de volleerde belezer.

7. O, God, verbrijzel hun tanden in hun mond,sla de hoektanden der jonge leeuwen uit, Here;

8. laten zij vergaan als water dat wegvloeit;legt hij zijn pijlen aan, dan mogen zij als afgestompt zijn;

9. laten zij vergaan als een slak die voortkruipend wegsmelt,als de misdracht van een vrouw, die de zon niet heeft gezien;

10. voordat uw potten de dorens bemerken,zowel groen als verschroeid, stormt Hij hen weg.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 58