hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 58 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Handhaaf het recht, o God!

1. Voor de koorleider. Op de wijze van: Verderf niet. Van David.Een kleinood.

1Voor de koorleider. Op de wijze van: Verderf niet. Van David.

2. Spreekt gij, goden, inderdaad recht?Richt gij de mensenkinderen rechtmatig?

3. Veeleer bedrijft gij euveldaden in het hart,op aarde weegt gij het geweld uwer handen af.

4. De goddelozen zijn van de geboorte aan afvallig,de leugensprekers dwalen van de moederschoot aan.

5. Hun venijn is gelijk het venijn van een slang;als een dove adder, die haar oor toesluit,

6. die niet luistert naar de stem der bezweerders,noch naar de volleerde belezer.

7. O, God, verbrijzel hun tanden in hun mond,sla de hoektanden der jonge leeuwen uit, Here;

8. laten zij vergaan als water dat wegvloeit;legt hij zijn pijlen aan, dan mogen zij als afgestompt zijn;

9. laten zij vergaan als een slak die voortkruipend wegsmelt,als de misdracht van een vrouw, die de zon niet heeft gezien;

10. voordat uw potten de dorens bemerken,zowel groen als verschroeid, stormt Hij hen weg.

11. De rechtvaardige zal zich verheugen,wanneer hij de wraak aanschouwt;hij zal zijn voeten wassen in het bloed van de goddeloze.

12. En de mensen zullen zeggen:Toch is er loon voor de rechtvaardige,toch is er een God, die recht doet op aarde.