Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 35:1-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Van David.Twist, Here, tegen wie met mij twisten,bestrijd wie mij bestrijden.

2. Grijp schild en rondas,sta op, mij ter hulpe,

3. zwaai speer en strijdbijl tegen mijn vervolgers,zeg tot mijn ziel: Ik ben uw verlossing.

4. Laten beschaamd en te schande wordenwie mij naar het leven staan,laten terugdeinzen en schaamrood wordenwie onheil tegen mij beramen.

5. Laten zij worden als kaf voor de wind,wanneer de Engel des Heren hen neerstoot;

6. hun weg zij duister en glibberig,wanneer de Engel des Heren hen achtervolgt;

7. want zonder oorzaak verborgen zij voor mij hun net,zonder oorzaak dolven zij een kuil voor mijn leven.

8. Moge het verderf over hem komen,zonder dat hij het merkt;het net, dat hij verborgen had, vange hemzelf,hij valle in het verderf.

9. Maar mijn ziel juicht in de Here,jubelt in zijn verlossing;

10. al mijn beenderen zeggen: Here, wie is als Gij,die de ellendige redt van wie sterker is dan hij,en de ellendige en de arme van wie hem berooft?

11. Misdadige getuigen staan op,zij vragen mij naar wat ik niet weet,

12. zij vergelden mij kwaad voor goed;ik word van kinderen beroofd.

13. Maar mij aangaande – toen zij ziek waren,was een rouwgewaad mijn kleed,ik verootmoedigde mij met vasten,en mijn gebed keerde in mijn boezem weder;

14. als gold het mijn vriend of mijn broeder,zo liep ik rond;in het zwart gaande als in rouw over een moeder,zo boog ik mij neder.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 35