Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 33:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Jubelt, gij rechtvaardigen, in de Here,een lofzang betaamt de oprechten.

2. Looft de Here met de citer,psalmzingt Hem met de tiensnarige harp.

3. Zingt Hem een nieuw lied,speelt schoon op de snaren onder geschal.

4. Want des Heren woord is waarachtig,al zijn werk geschiedt in trouw;

5. Hij heeft gerechtigheid en recht lief,de aarde is vol van de goedertierenheid des Heren.

6. Door het woord des Heren zijn de hemelen gemaakt,door de adem van zijn mond al hun heer.

7. Hij verzamelt het water der zee als een dam,Hij legt watervloeden in schatkamers op.

8. De ganse aarde vreze voor de Here,al de bewoners der wereld moeten voor Hem ontzag hebben.

9. Want Hij sprak en het was er,Hij gebood en het stond er.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 33