hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 33 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Lofpsalm ter ere van Israëls God

1. Jubelt, gij rechtvaardigen, in de Here,een lofzang betaamt de oprechten.

2. Looft de Here met de citer,psalmzingt Hem met de tiensnarige harp.

3. Zingt Hem een nieuw lied,speelt schoon op de snaren onder geschal.

4. Want des Heren woord is waarachtig,al zijn werk geschiedt in trouw;

5. Hij heeft gerechtigheid en recht lief,de aarde is vol van de goedertierenheid des Heren.

6. Door het woord des Heren zijn de hemelen gemaakt,door de adem van zijn mond al hun heer.

7. Hij verzamelt het water der zee als een dam,Hij legt watervloeden in schatkamers op.

8. De ganse aarde vreze voor de Here,al de bewoners der wereld moeten voor Hem ontzag hebben.

9. Want Hij sprak en het was er,Hij gebood en het stond er.

10. De Here verbreekt de raad der volken,Hij verijdelt de gedachten der natiën;

11. de raad des Heren houdt eeuwig stand,de gedachten zijns harten van geslacht tot geslacht.

12. Welzalig het volk, welks God de Here is,de natie, die Hij Zich ten erfdeel koos.

13. De Here schouwt uit de hemel,Hij slaat alle mensenkinderen gade;

14. uit zijn woonplaats ziet Hijnaar alle bewoners der aarde,

15. Hij, die hun aller harten vormt,die al hun werken doorgrondt.

16. Geen koning wordt behouden door een machtig leger,geen held wordt gered door geweldige kracht;

17. het paard faalt ter overwinning,en doet niet ontkomen door zijn geweldige sterkte.

18. Zie, des Heren oog is op hen die Hem vrezen,die op zijn goedertierenheid hopen,

19. om hun ziel van de dood te redden,en hen in het leven te houden in hongersnood.

20. Onze ziel verwacht de Here,Hij is onze hulp en ons schild.

21. Ja, in Hem verheugt zich ons hart,ja, op zijn heilige naam vertrouwen wij.

22. Uw goedertierenheid, Here, zij over ons,gelijk wij op U hopen.