Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 102:6-21 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Vanwege mijn luide zuchtenkleeft mijn gebeente aan mijn vlees;

7. ik ben gelijk aan een pelikaan in de woestijn,ik ben als een steenuil te midden der puinhopen;

8. ik ben slapeloos,ik gelijk op een eenzame vogel op het dak.

9. Mijn vijanden smaden mij de ganse dag,wie tegen mij razen, gebruiken mijn naam als vloek;

10. want ik eet as als brooden vermeng mijn drank met tranen

11. vanwege uw toorn en uw verbolgenheid,omdat Gij mij hebt opgenomen en neergeworpen.

12. Mijn dagen zijn als een langgerekte schaduw,en ik verdor als gras.

13. Maar Gij, o Here, troont voor eeuwig,uw naam blijft van geslacht tot geslacht.

14. Gij zult opstaan, U over Sion erbarmen,want het is tijd haar genadig te zijn,want de bepaalde tijd is gekomen;

15. want uw knechten hebben behagen in haar stenen,zij hebben deernis met haar puin.

16. Dan zullen de volkeren de naam des Heren vrezen,alle koningen der aarde uw heerlijkheid,

17. wanneer de Here Sion heeft gebouwd,en verschenen is in zijn heerlijkheid,

18. Zich heeft gewend tot het gebed van de berooideen hun gebed niet heeft veracht.

19. Dit worde opgeschreven voor een volgend geslacht,en het volk dat geschapen zal worden, zal de Here loven;

20. want Hij heeft uit zijn heilige hoogte neergezien,de Here heeft uit de hemel op aarde geschouwd,

21. om het zuchten der gevangenen te horen,om de ten dode gedoemden te bevrijden;

Lees verder hoofdstuk Psalmen 102