hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 102 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

Gebed voor Sion

1. Een gebed van een ellendige, wanneer hij bezwijkt en voor de Here zijn klacht uitstort.

1Een gebed van een ellendige, wanneer hij bezwijkt en voor de Here zijn klacht uitstort.

2. Here, hoor mijn gebed,laat mijn hulpgeroep tot U komen;

3. verberg uw aangezicht niet voor mijten dage dat het mij bang te moede is;neig uw oor tot mij;ten dage dat ik roep, antwoord mij haastelijk.

4. Want mijn dagen verdwijnen als rook,mijn gebeente gloeit als een vuurhaard;

5. mijn hart is verzengd en verdord als gras,want ik vergat mijn brood te eten.

6. Vanwege mijn luide zuchtenkleeft mijn gebeente aan mijn vlees;

7. ik ben gelijk aan een pelikaan in de woestijn,ik ben als een steenuil te midden der puinhopen;

8. ik ben slapeloos,ik gelijk op een eenzame vogel op het dak.

9. Mijn vijanden smaden mij de ganse dag,wie tegen mij razen, gebruiken mijn naam als vloek;

10. want ik eet as als brooden vermeng mijn drank met tranen

11. vanwege uw toorn en uw verbolgenheid,omdat Gij mij hebt opgenomen en neergeworpen.

12. Mijn dagen zijn als een langgerekte schaduw,en ik verdor als gras.

13. Maar Gij, o Here, troont voor eeuwig,uw naam blijft van geslacht tot geslacht.

14. Gij zult opstaan, U over Sion erbarmen,want het is tijd haar genadig te zijn,want de bepaalde tijd is gekomen;

15. want uw knechten hebben behagen in haar stenen,zij hebben deernis met haar puin.

16. Dan zullen de volkeren de naam des Heren vrezen,alle koningen der aarde uw heerlijkheid,

17. wanneer de Here Sion heeft gebouwd,en verschenen is in zijn heerlijkheid,

18. Zich heeft gewend tot het gebed van de berooideen hun gebed niet heeft veracht.

19. Dit worde opgeschreven voor een volgend geslacht,en het volk dat geschapen zal worden, zal de Here loven;

20. want Hij heeft uit zijn heilige hoogte neergezien,de Here heeft uit de hemel op aarde geschouwd,

21. om het zuchten der gevangenen te horen,om de ten dode gedoemden te bevrijden;

22. opdat men de naam des Heren in Sion vertelle,en zijn lof in Jeruzalem,

23. wanneer de volken altegader en de koninkrijkenzich zullen verzamelen om de Here te dienen.

24. Hij heeft op de weg mijn kracht gebroken,mijn dagen verkort.

25. Ik zeg: Mijn God, neem mij niet weg op de helft mijner dagen,Gij, wiens jaren duren door alle geslachten heen.

26. Gij hebt voormaals de aarde gegrondvest,en de hemel is het werk uwer handen;

27. die zullen vergaan, maar Gij houdt stand,zij alle zullen verslijten als een kleed,Gij verwisselt ze als een gewaad, en zij verdwijnen;

28. maar Gij blijft dezelfde,aan uw jaren komt geen einde.

29. De kinderen uwer knechten zullen veilig wonen,hun nageslacht zal voor uw aangezicht blijven bestaan.