Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 10:9-18 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

9. hij loert in het verborgene als een leeuw in de struiken;hij loert om de ellendige te vangen,hij vangt de ellendige, hem trekkend in zijn net.

10. Hij bukt, duikt ineen,en de zwakken vallen in zijn sterke klauwen.

11. Hij zegt in zijn hart: God vergeet het,Hij verbergt zijn aangezicht, Hij ziet het in eeuwigheid niet.

12. Sta op, Here! o God, hef uw hand op,vergeet de ellendigen niet.

13. Waarom smaadt de goddeloze God,spreekt hij in zijn hart: Gij vraagt geen rekenschap.

14. Gij ziet het, want Gij aanschouwt moeite en verdriet,om het in uw hand te leggen.Op U verlaat zich de zwakke,voor de wees zijt Gij een helper.

15. Verbreek de arm van de goddeloze en boze,straf zijn goddeloosheid, totdat Gij ze niet meer vindt.

16. De Here is Koning, eeuwig en altoos.De volken zijn vergaan uit zijn land.

17. De begeerte der ootmoedigen hebt Gij, Here, gehoord:Gij sterkt hun hart, uw oor merkt op,

18. om recht te doen de wees en de verdrukte,zodat nooit meer een aards sterveling schrik aanjaagt.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 10