Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 10:6-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen,ik, die van geslacht tot geslacht niet in rampspoed zal raken.

7. Zijn mond is vervuld van vloek en bedrog en verdrukking,onder zijn tong zijn ongerechtigheid en onheil,

8. hij ligt in hinderlaag bij de gehuchten,in het verborgene doodt hij de onschuldige.Zijn ogen bespieden de zwakke,

9. hij loert in het verborgene als een leeuw in de struiken;hij loert om de ellendige te vangen,hij vangt de ellendige, hem trekkend in zijn net.

10. Hij bukt, duikt ineen,en de zwakken vallen in zijn sterke klauwen.

11. Hij zegt in zijn hart: God vergeet het,Hij verbergt zijn aangezicht, Hij ziet het in eeuwigheid niet.

12. Sta op, Here! o God, hef uw hand op,vergeet de ellendigen niet.

13. Waarom smaadt de goddeloze God,spreekt hij in zijn hart: Gij vraagt geen rekenschap.

14. Gij ziet het, want Gij aanschouwt moeite en verdriet,om het in uw hand te leggen.Op U verlaat zich de zwakke,voor de wees zijt Gij een helper.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 10