Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 10:1-8 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Waarom, Here, staat Gij van verre,verbergt Gij U in tijden van nood?

2. Over de trots van de goddeloze is de ellendige ontstoken –laat hen verstrikt worden in de boze plannendie zij bedacht hebben.

3. De goddeloze immers roemt naar hartelust,de woekeraar spreekt zegenwensen, hij versmaadt de Here.

4. De goddeloze met zijn neus in de hoogte (denkt):Hij vraagt geen rekenschap;al zijn gedachten zijn: Er is geen God.

5. Zijn wegen zijn voorspoedig te allen tijde.Uw gerichten zijn hem te hoog,hij blaast tegen allen die hem benauwen;

6. hij zegt in zijn hart: Ik zal niet wankelen,ik, die van geslacht tot geslacht niet in rampspoed zal raken.

7. Zijn mond is vervuld van vloek en bedrog en verdrukking,onder zijn tong zijn ongerechtigheid en onheil,

8. hij ligt in hinderlaag bij de gehuchten,in het verborgene doodt hij de onschuldige.Zijn ogen bespieden de zwakke,

Lees verder hoofdstuk Psalmen 10