Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 8:7-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

7. Ezra loofde de Here, de grote God, en het gehele volk antwoordde, terwijl het de handen omhoog hief: Amen, Amen. En zij knielden en bogen zich voor de Here neder met het gelaat ter aarde.

8. En Jesua, Bani, Serebja, Jamin, Akkub, Sabbetai, Hodia, Maäseja, Kelita, Azarja, Jozabad, Chanan, Pelaja en de Levieten gaven het volk onderricht in de wet, terwijl het op zijn plaats bleef staan.

9. Zij lazen namelijk uit het boek, uit de wet Gods, duidelijk voor en gaven uitlegging, zodat men het voorgelezene begreep.

10. En Nehemia – dat is de stadhouder – met de priester-schriftgeleerde Ezra en de Levieten, die het volk onderricht gaven, zeiden tot het gehele volk: Deze dag is voor de Here, uw God, heilig; bedrijft geen rouw en weent niet. Want het gehele volk weende, toen het de woorden der wet hoorde.

11. Voorts zeide hij tot hen: Gaat heen, eet lekkernijen en drinkt zoete dranken en zendt aan ieder voor wie niets bereid is, een deel, want deze dag is voor onze Here heilig: weest dus niet verdrietig, want de vreugde in de Here, die is uw toevlucht.

12. Ook de Levieten brachten het gehele volk tot kalmte door te zeggen: Weest stil, want deze dag is heilig, weest dus niet verdrietig.

13. Toen ging het gehele volk heen, om te eten en te drinken, en een deel ervan te zenden en grote vreugde te bedrijven, want zij hadden begrepen wat men hun had bekendgemaakt.

14. En op de tweede dag kwamen de familiehoofden van het gehele volk, de priesters en de Levieten bij de schriftgeleerde Ezra bijeen, en wel om de woorden der wet te onderzoeken.

15. Toen vonden zij in de wet, die de Here door de dienst van Mozes gegeven had, geschreven, dat de Israëlieten op het feest in de zevende maand in loofhutten zouden wonen

16. en dat zij een bevel zouden uitvaardigen en laten omroepen in al hun steden en in Jeruzalem van deze inhoud: Trekt uit naar het gebergte en brengt het loof van de olijfboom, van de olijfwilg, van de mirt, van palmen, van loofbomen, om loofhutten te maken, zoals geschreven staat.

17. Het volk trok uit en zij haalden het loof en maakten zich loofhutten, ieder op zijn dak, en in hun hoven en in de voorhoven van het huis Gods en op het plein van de Waterpoort en op het plein van de Efraïmpoort.

18. De gehele gemeente van hen die uit de ballingschap waren teruggekeerd, maakte loofhutten en woonde in de loofhutten. Zó hadden de Israëlieten niet gedaan sinds de dagen van Jozua, de zoon van Nun, tot op die dag. Er heerste dus zeer grote vreugde.

19. Uit het boek der wet Gods las men elke dag voor, van de eerste tot de laatste dag; zij vierden zeven dagen feest, en op de achtste dag was er een feestelijke vergadering, volgens het voorschrift.

Lees verder hoofdstuk Nehemia 8