7. En dit zijn de Benjaminieten: Sallu, de zoon van Mesullam, de zoon van Joëd, de zoon van Pedaja, de zoon van Kolaja, de zoon van Maäseja, de zoon van Itiël, de zoon van Jesaja;
8. en na hem Gabbai, Sallai: negenhonderd achtentwintig.
9. Joël, de zoon van Zikri, was gezaghebber over hen, en Jehuda, de zoon van Hassenua, was plaatsvervangend hoofd over de stad.
10. Van de priesters: Jedaja, de zoon van Jojarib, Jakin;