Oude Testament

Nieuwe Testament

Nehemia 11:16-22 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Sabbetai en Jozabad, van de hoofden der Levieten, hadden de leiding over de dienst buiten het huis Gods.

17. Mattanja, de zoon van Micha, de zoon van Zabdi, de zoon van Asaf, was de leider, die bij het gebed de lofzegging aanhief, en Bakbukja, de tweede van zijn broeders, en Abda, de zoon van Sammua, de zoon van Galal, de zoon van Jedutun.

18. Al de Levieten in de heilige stad waren tweehonderd vierentachtig.

19. En de poortwachters: Akkub, Talmon en hun broeders, die de wacht hielden in de poorten: honderd tweeënzeventig.

20. Het overige Israël, de priesters, de Levieten, woonde in al de steden van Juda, ieder in zijn erfdeel.

21. De tempelhorigen woonden op de Ofel; Sicha en Gispa stonden aan het hoofd van de tempelhorigen.

22. Het hoofd van de Levieten te Jeruzalem was Uzzi, de zoon van Bani, de zoon van Chasabja, de zoon van Mattanja, de zoon van Micha, uit de Asafieten, de zangers, voor de dienst bij het huis Gods.

Lees verder hoofdstuk Nehemia 11