57. Gij zijt nabij ten dage, dat ik U aanroep,Gij zegt: Vrees niet.
58. Gij voert, o Here, mijn rechtsgeding,Gij verlost mijn leven.
59. Gij ziet, o Here, mijn verongelijking,ach, verschaf mij recht.
60. Gij ziet al hun wraakzucht,al hun overleggingen tegen mij.
61. Gij hoort, o Here, hun smaad,al hun overleggingen tegen mij,
62. de taal van wie tegen mij opstaan, en hun gemompeltegen mij, de ganse dag.
63. Aanschouw hun zitten en hun opstaan:Ik ben hun spotlied.
64. Gij zult hun vergelden, o Here,naar het werk hunner handen.