Oude Testament

Nieuwe Testament

Klaagliederen 3:47-64 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

47. Schrik en strik zijn over ons gekomen,verderf en breuk.

48. Waterbeken vloeien uit mijn oogom de ondergang van de dochter mijns volks.

49. Mijn oog baadt in tranen, zonder ophouden,zonder verpozen,

50. totdat de Here nederzieten neerschouwt uit de hemel.

51. Mijn oog doet mij pijnom al de dochteren mijner stad.

52. Fel hebben zij mij, als een vogel, opgejaagd,die mij vijandig zijn zonder oorzaak.

53. Zij hebben mijn leven in een put versmoorden stenen op mij geworpen.

54. Wateren stroomden over mijn hoofd;ik dacht: ik ben verloren.

55. Ik roep uw naam aan, o Here,uit het onderste van de put.

56. Gij hoort mijn stem: verberg uw oor nietvoor mijn zuchten, mijn hulpgeschrei.

57. Gij zijt nabij ten dage, dat ik U aanroep,Gij zegt: Vrees niet.

58. Gij voert, o Here, mijn rechtsgeding,Gij verlost mijn leven.

59. Gij ziet, o Here, mijn verongelijking,ach, verschaf mij recht.

60. Gij ziet al hun wraakzucht,al hun overleggingen tegen mij.

61. Gij hoort, o Here, hun smaad,al hun overleggingen tegen mij,

62. de taal van wie tegen mij opstaan, en hun gemompeltegen mij, de ganse dag.

63. Aanschouw hun zitten en hun opstaan:Ik ben hun spotlied.

64. Gij zult hun vergelden, o Here,naar het werk hunner handen.

Lees verder hoofdstuk Klaagliederen 3