Oude Testament

Nieuwe Testament

Klaagliederen 3:46-56 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

46. Tegen ons hebben hun mond opengesperdal onze vijanden.

47. Schrik en strik zijn over ons gekomen,verderf en breuk.

48. Waterbeken vloeien uit mijn oogom de ondergang van de dochter mijns volks.

49. Mijn oog baadt in tranen, zonder ophouden,zonder verpozen,

50. totdat de Here nederzieten neerschouwt uit de hemel.

51. Mijn oog doet mij pijnom al de dochteren mijner stad.

52. Fel hebben zij mij, als een vogel, opgejaagd,die mij vijandig zijn zonder oorzaak.

53. Zij hebben mijn leven in een put versmoorden stenen op mij geworpen.

54. Wateren stroomden over mijn hoofd;ik dacht: ik ben verloren.

55. Ik roep uw naam aan, o Here,uit het onderste van de put.

56. Gij hoort mijn stem: verberg uw oor nietvoor mijn zuchten, mijn hulpgeschrei.

Lees verder hoofdstuk Klaagliederen 3