Oude Testament

Nieuwe Testament

Klaagliederen 3:35-39 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

35. dat men het recht van een man buigtvoor het aangezicht van de Allerhoogste,

36. dat men een mens in zijn rechtszaak verongelijkt,zou de Here dat niet zien?

37. Wie is het, die spreekt en het is er,wanneer de Here het niet gebiedt?

38. Komt niet uit de mond des Allerhoogstenhet kwade en het goede?

39. Wat klaagt dan een mens in het leven!Ieder (klage) over zijn zonde.

Lees verder hoofdstuk Klaagliederen 3