Oude Testament

Nieuwe Testament

Klaagliederen 3:13-25 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

13. Hij heeft in mijn nieren doen doordringende pijlen uit zijn koker.

14. Ik ben een belaching geworden voor heel mijn volk,hun spotlied heel de dag.

15. Hij heeft mij met bittere kruiden verzadigden mij met alsem gedrenkt.

16. Hij liet mij de tanden op kiezel stukbijten,Hij drukte mij neer in het stof.

17. Gij hebt mijn ziel het heil doen derven,ik ben vergeten wat geluk is.

18. Ik dacht: vergaan is mijn kracht,vervlogen mijn hoop op de Here.

19. Gedenk aan mijn ellende en omzwerving,aan de alsem en het vergif.

20. Zo vaak mijn ziel dit gedenkt,buigt zij zich neder in mij.

21. Dit zal ik mij te binnen brengen,daarom zal ik hopen:

22. Het zijn de gunstbewijzen des Heren, dat wij niet omgekomen zijn,want zijn barmhartigheden houden niet op,

23. elke morgen zijn zij nieuw,groot is uw trouw!

24. Mijn ziel zegt: Mijn deel is de Here,daarom zal ik op Hem hopen.

25. Goed is de Here voor wie Hem verwachten,voor de ziel die Hem zoekt;

Lees verder hoofdstuk Klaagliederen 3