Oude Testament

Nieuwe Testament

Klaagliederen 3:11-19 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

11. Hij laat mij geen uitweg, en verscheurt mij,Hij heeft mij geslagen met verbijstering,

12. Hij heeft zijn boog gespannen en mij gesteldtot doelwit voor zijn pijl.

13. Hij heeft in mijn nieren doen doordringende pijlen uit zijn koker.

14. Ik ben een belaching geworden voor heel mijn volk,hun spotlied heel de dag.

15. Hij heeft mij met bittere kruiden verzadigden mij met alsem gedrenkt.

16. Hij liet mij de tanden op kiezel stukbijten,Hij drukte mij neer in het stof.

17. Gij hebt mijn ziel het heil doen derven,ik ben vergeten wat geluk is.

18. Ik dacht: vergaan is mijn kracht,vervlogen mijn hoop op de Here.

19. Gedenk aan mijn ellende en omzwerving,aan de alsem en het vergif.

Lees verder hoofdstuk Klaagliederen 3