Oude Testament

Nieuwe Testament

Klaagliederen 3:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Ik ben de man die ellende heeft geziendoor de roede zijner verbolgenheid.

2. Mij heeft Hij gevoerd en doen gaanin duisternis en donkerte.

3. Waarlijk, tegen mij keert Hij telkens wederzijn hand, de ganse dag.

4. Hij heeft mijn vlees en mijn huid doen wegteren,mijn beenderen gebroken.

5. Hij heeft aan alle zijden tegen mij opgehooptvergif en moeite.

6. Hij heeft mij in duistere plaatsen doen wonenals de doden van voorlang.

7. Hij heeft mij iedere uitgang versperd,mij in zware koperen ketenen geklonken.

8. Zelfs als ik schreeuw en om hulp roep,versmaadt Hij mijn gebed.

9. Hij heeft mijn weg versperd met steenblokken,mijn paden onbegaanbaar gemaakt.

10. Hij is mij een loerende beer,een leeuw in verborgen schuilhoeken.

Lees verder hoofdstuk Klaagliederen 3