Oude Testament

Nieuwe Testament

Jesaja 7:6-15 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

6. Wij zullen optrekken tegen Juda, het schrik aanjagen, het voor ons veroveren en de zoon van Tabeal daarin koning maken –

7. zegt de Here Here aldus: Het zal niet bestaan en het zal niet geschieden;

8. maar Damascus blijft het hoofd van Aram en het hoofd van Damascus blijft Resin – binnen nog vijfenzestig jaar zal Efraïm verbroken worden, zodat het geen volk meer is –

9. en Samaria blijft het hoofd van Efraïm en het hoofd van Samaria blijft de zoon van Remaljahu. Indien gij niet gelooft, voorwaar, gij wordt niet bevestigd.

10. En de Here ging voort tot Achaz te spreken:

11. Vraag voor u een teken van de Here, uw God, diep in het dodenrijk of boven in den hoge.

12. Maar Achaz zeide: Ik zal er geen vragen, en de Here niet verzoeken.

13. Toen zeide hij: Hoort toch, gij huis van David! Is het u niet genoeg mensen te vermoeien, dat gij ook mijn God vermoeit?

14. Daarom zal de Here zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam Immanuël geven.

15. Boter en honig zal hij eten, zodra hij het kwade weet te verwerpen en het goede te verkiezen.

Lees verder hoofdstuk Jesaja 7