Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 47:4-17 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. Ook zeiden zij tot Farao: Wij zijn gekomen om als vreemdelingen in dit land te vertoeven, want er is geen weide meer voor de kudde, die uw knechten hebben, omdat de hongersnood zwaar is in het land Kanaän; nu dan, sta uw knechten toe in het land Gosen te wonen.

5. Toen zeide Farao tot Jozef: Uw vader en uw broeders zijn tot u gekomen;

6. het land Egypte ligt voor u open. Wijs uw vader en uw broeders in het beste deel van het land woonplaatsen aan, laten zij in het land Gosen wonen; indien gij weet, dat onder hen flinke mannen zijn, stel die dan tot opzichters over mijn kudde aan.

7. Ook bracht Jozef zijn vader Jakob en stelde hem aan Farao voor. En Jakob zegende Farao.

8. Toen zeide Farao tot Jakob: Hoe groot is het getal van uw levensjaren?

9. En Jakob zeide tot Farao: Het getal der jaren mijner vreemdelingschap is honderd en dertig; weinig in getal en kwaad zijn al mijn levensjaren geweest, en zij hebben niet bereikt het getal der levensjaren van mijn vaderen in de dagen hunner vreemdelingschap.

10. Toen zegende Jakob Farao en ging van Farao heen.

11. Jozef nu wees zijn vader en zijn broeders woonplaatsen aan en gaf hun grondbezit in het land Egypte, in het beste deel van het land, in het land Rameses, zoals Farao geboden had.

12. En Jozef onderhield zijn vader, zijn broeders en het gehele huis zijns vaders met brood, naar het getal der kinderen.

13. Er was nu in het gehele land geen brood, want de hongersnood was zeer zwaar, en het land Egypte en het land Kanaän raakten uitgeput tengevolge van de honger.

14. En Jozef zamelde al het geld in, dat zich in het land Egypte en in het land Kanaän bevond, voor het koren dat men kwam kopen, en Jozef bracht het geld in Farao’s huis.

15. Toen het geld uit het land Egypte en uit het land Kanaän op was, kwamen alle Egyptenaren tot Jozef en zeiden: Geef ons brood! Waarom toch zouden wij voor uw ogen sterven? Want er is geen geld meer.

16. En Jozef zeide: Geeft uw vee, dan zal ik u (brood) geven in ruil voor uw vee, indien er geen geld meer is.

17. Toen brachten zij hun vee tot Jozef, en Jozef gaf hun brood in ruil voor de paarden, het kleinvee, het rundvee en de ezels, en hij voorzag hen in dat jaar van brood in ruil voor al hun vee.

Lees verder hoofdstuk Genesis 47