Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 36:38-43 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

38. Toen Saul gestorven was, werd koning in zijn plaats Baäl-Chanan, de zoon van Akbor.

39. Toen Baäl-Chanan, de zoon van Akbor, gestorven was, werd koning in zijn plaats Hadar, en zijn stad heette Paü, en zijn vrouw heette Mehetabel, de dochter van Matred, de dochter van Me-Zahab.

40. En dit zijn de namen der stamhoofden van Esau naar hun geslachten, naar hun plaatsen, met hun namen: Timna, Alwa, Jetet,

41. Oholibama, Ela, Pinon,

42. Kenaz, Teman, Mibsar,

43. Magdiël en Iram; dit waren de stamhoofden van Edom naar hun woonplaatsen in het land hunner bezitting; dat is Esau, de vader van de Edomieten.

Lees verder hoofdstuk Genesis 36