Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 36:19-34 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

19. Dit waren de zonen van Esau en dit waren hun stamhoofden; dat is Edom.

20. Dit waren de zonen van Seïr, de Chorieten, de inwoners van het land: Lotan, Sobal, Sibon, Ana,

21. Dison, Eser en Disan; dit waren de stamhoofden der Chorieten, der zonen van Seïr in het land Edom.

22. En de zonen van Lotan waren Chori en Hemam, en de zuster van Lotan was Timna.

23. En dit waren de zonen van Sobal: Alwan, Manachat, Ebal, Sefo en Onam.

24. En dit waren de zonen van Sibon: zowel Ajja als Ana; dit is de Ana, die de hete bronnen in de woestijn gevonden heeft, toen hij de ezels van zijn vader Sibon hoedde.

25. En dit waren de kinderen van Ana: Dison; en Oholibama was de dochter van Ana.

26. En dit waren de zonen van Disan: Chemdan, Esban, Jitran en Keran.

27. Dit waren de zonen van Eser: Bilhan, Zaäwan en Akan.

28. Dit waren de zonen van Disan: Us en Aran.

29. Dit waren de stamhoofden der Chorieten: Lotan, Sobal, Sibon, Ana,

30. Dison, Eser en Disan; dit waren de stamhoofden der Chorieten, naar hun stammen in het land Seïr.

31. En dit waren de koningen, die over het land Edom regeerden, voordat er een koning over de Israëlieten regeerde.

32. In Edom dan regeerde Bela, de zoon van Beor, en zijn stad heette Dinhaba.

33. Toen Bela gestorven was, werd koning in zijn plaats Jobab, de zoon van Zerach, uit Bosra.

34. Toen Jobab gestorven was, werd koning in zijn plaats Chusam, uit het land der Temanieten.

Lees verder hoofdstuk Genesis 36