Oude Testament

Nieuwe Testament

Genesis 36:1-9 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. Dit zijn de nakomelingen van Esau, dat is Edom.

2. Esau nam zijn vrouwen uit de dochters van Kanaän, Ada, dochter van de Hethiet Elon, en Oholibama, dochter van Ana, dochter van de Chiwwiet Sibon,

3. en Basemat, dochter van Ismaël, zuster van Nebajot.

4. En Ada baarde aan Esau Elifaz, en Basemat baarde Reüel,

5. en Oholibama baarde Jeüs, Jalam en Korach. Dit waren de zonen van Esau, die hem in het land Kanaän geboren zijn.

6. Esau nu nam zijn vrouwen, zijn zonen, zijn dochters en al de lieden die tot zijn huis behoorden, zijn kudde, al zijn vee en al zijn have, die hij in het land Kanaän verworven had, en hij ging van zijn broeder Jakob weg, naar een (ander) land.

7. Want hun have was te veel dan dat zij konden samenwonen, en het land hunner vreemdelingschap kon hen niet onderhouden vanwege hun kudden.

8. Daarom ging Esau op het gebergte Seïr wonen; Esau, dat is Edom.

9. Dit zijn de nakomelingen van Esau, de vader van de Edomieten, op het gebergte Seïr.

Lees verder hoofdstuk Genesis 36