Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 18:16-27 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

16. Wanneer zij een zaak hebben, komt deze tot mij en spreek ik recht tussen de een en de ander; bovendien maak ik de inzettingen en wetten Gods bekend.

17. Maar de schoonvader van Mozes zeide tot hem: Het is niet goed, wat gij doet.

18. Gij raakt geheel uitgeput, gij zowel als dit volk dat met u is; want dit is te zwaar voor u, gij kunt het alleen niet doen.

19. Luister nu naar mij, ik zal u raad geven en God zal met u zijn. Vertegenwoordig gij het volk bij God en breng de zaken voor God.

20. Voorts moet gij hun de inzettingen en de wetten Gods inscherpen, en hun de weg bekend maken, die zij te gaan, en het werk dat zij te volbrengen hebben.

21. Daarnaast moet gij onder het gehele volk omzien naar flinke, godvrezende, betrouwbare mannen, die winstbejag haten, en hen over hen aanstellen als oversten van duizend, oversten van honderd, oversten van vijftig en oversten van tien.

22. Die zullen te allen tijde onder het volk rechtspreken; dan zullen zij alle grote zaken voor u brengen, maar alle kleine zaken zullen zij zelf berechten, zodat zij u verlichting geven en met u meedragen.

23. Indien gij dit doet en God het u gebiedt, dan zult gij staande kunnen blijven en zal ook al dit volk tevreden naar zijn woonplaats gaan.

24. Mozes nu luisterde naar de woorden van zijn schoonvader en deed al hetgeen hij gezegd had.

25. Onder geheel Israël koos Mozes flinke mannen en stelde hen aan als hoofden over het volk, oversten van duizend, oversten van honderd, oversten van vijftig en oversten van tien.

26. Dezen spraken te allen tijde recht onder het volk; de moeilijke zaken brachten zij tot Mozes, maar alle kleine zaken berechtten zij zelf.

27. Toen liet Mozes zijn schoonvader gaan en deze ging naar zijn land.

Lees verder hoofdstuk Exodus 18