Oude Testament

Nieuwe Testament

Exodus 18:1-10 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

1. En Jetro, de priester van Midjan, de schoonvader van Mozes, hoorde alles wat God voor Mozes en zijn volk Israël gedaan had, dat de Here Israël uit Egypte had geleid.

2. Toen nam Jetro, de schoonvader van Mozes, Sippora, de vrouw van Mozes – nadat deze haar had weggezonden –

3. benevens haar beide zonen; van wie de ene Gersom heette, want, had hij gezegd, ik ben een vreemdeling geweest in een vreemd land,

4. en de andere Eliëzer, want de God van mijn vader is mijn hulp geweest en heeft mij gered van het zwaard van Farao.

5. Toen Jetro, de schoonvader van Mozes, met diens zonen en vrouw bij Mozes kwam in de woestijn, waar hij gelegerd was bij de berg Gods, liet hij aan Mozes zeggen:

6. Ik, uw schoonvader Jetro, kom tot u met uw vrouw en haar beide zonen.

7. Daarop ging Mozes zijn schoonvader tegemoet, boog zich voor hem neer en kuste hem; zij vroegen naar elkanders welstand en gingen naar de tent.

8. Toen vertelde Mozes zijn schoonvader al wat de Here Farao en de Egyptenaren had aangedaan ter wille van Israël, alle moeiten die hen onderweg getroffen hadden, en hoe de Here hen had gered.

9. En Jetro verheugde zich over al het goede dat de Here aan Israël gedaan had, dat Hij het uit de macht der Egyptenaren had gered.

10. En Jetro zeide: Geprezen zij de Here, die u gered heeft uit de macht der Egyptenaren en van Farao.

Lees verder hoofdstuk Exodus 18