Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Samuël 3:26-38 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

26. Daarna ging Joab van David weg en zond Abner boden achterna, die hem deden terugkeren van de put Sira. Maar David wist er niets van.

27. Toen Abner in Hebron terugkeerde, nam Joab hem binnen in de poort ter zijde, alsof hij vertrouwelijk met hem wilde spreken; en hij stak hem daar in het onderlijf zodat hij stierf, om het bloed van zijn broeder Asaël.

28. Toen David dit later hoorde, zeide hij: Ik en mijn koningschap zijn voor altijd tegenover de Here onschuldig aan het bloed van Abner, de zoon van Ner.

29. Moge het neerkomen op het hoofd van Joab en op zijn gehele familie; moge er nooit in het huis van Joab iemand ontbreken, die een vloeiing heeft, melaats is, op een stok moet steunen, door het zwaard valt of broodsgebrek heeft.

30. Zo hebben Joab en zijn broeder Abisai Abner omgebracht, omdat hij hun broeder Asaël te Gibeon in de strijd had gedood.

31. En David zeide tot Joab en tot al het volk dat bij hem was: Scheurt uw klederen, omgordt u met rouwgewaden en gaat weeklagend voor Abner uit. Koning David ging achter de baar.

32. Toen men Abner in Hebron begroef, verhief de koning zijn stem en weende bij het graf van Abner en al het volk weende.

33. De koning hief dit klaaglied aan over Abner:Moest Abner sterven zoals een dwaas sterft?

34. Uw handen waren niet gebonden en uw voeten waren niet in ketenen geklonken.Gij zijt gevallen, zoals men door booswichten valt. –En al het volk weende nog meer over hem.

35. Al het volk kwam bij David aandringen, nog diezelfde dag iets te eten, maar David zwoer: Zo moge God mij doen, ja nog erger, indien ik voor zonsondergang brood of wat dan ook proef.

36. Al het volk bemerkte dit en keurde het goed, zoals het alles goedkeurde, wat de koning deed.

37. Toen begreep al het volk en geheel Israël op die dag, dat het niet van de koning was uitgegaan, Abner, de zoon van Ner, te doden.

38. De koning zeide tot zijn dienaren: Weet gij niet, dat er deze dag een vorst, een groot man, gevallen is in Israël?

Lees verder hoofdstuk 2 Samuël 3