De koning stond in de nacht op en zeide tot zijn dienaren: Ik wil u vertellen wat de Arameeërs ons gedaan hebben. Zij weten, dat wij honger lijden; nu zijn zij uit de legerplaats weggetrokken om zich in het veld te verbergen, denkende: Wanneer zij de stad uitgaan, zullen wij hen levend grijpen en de stad binnenkomen.