Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 18:14-26 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

14. En toen Paulus op het punt stond zijn mond te openen, zeide Gallio tot de Joden: Indien er sprake was van enige onrechtmatigheid of misdrijf, zou ik u, o Joden, uit de aard der zaak ontvankelijk verklaard hebben;

15. maar nu het geschillen zijn over een woord en namen en de wet, die bij u geldt, moet gij het zelf maar uitmaken; hierover wil ik geen rechter zijn.

16. En hij joeg hen van zijn rechterstoel weg.

17. En allen grepen Sostenes, de overste der synagoge, en zij sloegen hem vóór de rechterstoel; maar Gallio trok er zich niets van aan.

18. En nadat Paulus daar nog verscheidene dagen was gebleven, nam hij afscheid van de broeders en voer weg naar Syrië, vergezeld door Priscilla en Aquila, nadat hij te Kenchreeën zijn hoofdhaar had laten afknippen, want hij stond onder een gelofte.

19. En zij kwamen te Efeze aan en hen daar achterlatende, ging hij zelf naar de synagoge en hield besprekingen met de Joden.

20. Hun verzoek echter om langer te blijven willigde hij niet in,

21. maar hij nam afscheid en zeide: Zo God wil, kom ik bij u terug. En hij vertrok over zee van Efeze.

22. En hij kwam te Caesarea, ging aan land en groette de gemeente en ging naar Antiochië.

23. En toen hij daar een tijd lang geweest was, ging hij weer weg en doorreisde achtereenvolgens het land van Galatië en Frygië om al de discipelen te versterken.

24. En een zekere Jood, genaamd Apollos, geboortig uit Alexandrië, een geleerd man, doorkneed in de Schriften, kwam te Efeze.

25. Deze was ingelicht omtrent de weg des Heren en, vurig van geest, sprak en leerde hij nauwkeurig hetgeen op Jezus betrekking had, ofschoon hij alleen wist van de doop van Johannes.

26. En deze begon vrijmoedig op te treden in de synagoge. En toen Priscilla en Aquila hem hoorden, namen zij hem tot zich en legden hem de weg Gods nauwkeuriger uit.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 18