Oude Testament

Nieuwe Testament

Efeziërs 5:4-14 NBG-vertaling 1951 (NBG51)

4. en evenmin van onwelvoegelijkheid en zotte of losse taal, die geen pas geven, doch veeleer van dankzegging.

5. Want hiervan moet gij doordrongen zijn, dat in geen geval een hoereerder, onreine of geldgierige, dat is een afgodendienaar, erfdeel heeft in het Koninkrijk van Christus en God.

6. Laat niemand u misleiden met drogredenen, want door zulke dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid.

7. Doet dan niet met hen mede.

8. Want gij waart vroeger duisternis, maar thans zijt gij licht in de Here; wandelt als kinderen des lichts,

9. – want de vrucht des lichts bestaat in louter goedheid en gerechtigheid en waarheid –,

10. en toetst wat de Here welbehagelijk is.

11. En neemt geen deel aan de onvruchtbare werken der duisternis, maar ontmaskert ze veeleer,

12. want het is zelfs schandelijk om te noemen, wat heimelijk door hen wordt verricht;

13. maar als dat alles door het licht ontmaskerd wordt, komt het aan de dag; want al wat aan de dag komt is licht.

14. Daarom heet het:Ontwaak, gij die slaapt, en sta op uit de doden, en Christus zal over u lichten.

Lees verder hoofdstuk Efeziërs 5