Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 38:13-22 Het Boek (HTB)

13. Er worden vallen voor mij gezetdoor de mensen die mij liever dood dan levend zien.Zij die mij in het ongeluk willen storten,spreken kwaad van mij en liegen voortdurend.

14. Het lijkt wel of ik doof ben,ik hoor niets.Ik kan niet meer spreken,ik krijg mijn mond niet open.

15. Ik ben inderdaad doofen krijg geen verweer over mijn lippen.

16. Ik verwacht alles van U, Here!U zult mij zeker antwoorden, Here, mijn God.

17. Ik dacht bij mijzelf:als zij maar geen leedvermaak over mij hebben,mij niet uitlachen als ik eens struikel.

18. Het lijkt er inderdaad op dat ik zal struikelen,voortdurend denk ik aan al mijn ellende.

19. Ik beken alles wat ik fout heb gedaan,ik verga van verdriet over al mijn zonden.

20. Mijn tegenstanders leven gewoon door,zij hebben alle macht.Ontelbaar zijn de mensen die mij hatenen ontrouw tegenover mij zijn.

21. Zij vergelden mij goed met kwaaden bestrijden mij omdat ik het goede wil doen.

22. Laat mij niet in de steek, Here!Och, mijn God, blijf niet zo ver van mij vandaan!

Lees verder hoofdstuk Psalmen 38