Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 35:6-14 Het Boek (HTB)

6. Zij gaan op donkere, glibberige wegenen de Engel van de Here achtervolgt hen daarop.

7. Want zonder aanleiding spanden zij een net voor mijen groeven een valkuil om mij te vangen.

8. Ik hoop dat zij zonder het te merken zelf omkomen.Dat zij in hun eigen kuil zullen vallen.

9. Ik verheug mij in de Here,ik zing een loflied over zijn hulp en bevrijding.

10. Alles in mij juicht: Here, wie kan U evenaren?U bevrijdt arme en beproefde mensenvan hun onderdrukkers en berovers.

11. Leugenachtige getuigen nemen het woorden vragen mij dingen die ik helemaal niet weet.

12. Zij vergelden goed met kwaad.Mijn ziel is eenzaam geworden.

13. Zelf heb ik mij direct in rouwkleding gestokentoen zij ziek waren.Ik vernederde mij voor U met vastenwanneer mijn gebed niet verhoord werd.

14. Ik liep rond alsof het mijn broer of mijn vriend betrof,ik ging in het zwart alsof mijn moeder was gestorven.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 35