Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 107:26-36 Het Boek (HTB)

26. Dan gingen zij met schip en alomhoog met de golvenen even later weer diep naar beneden,zij waren dan doodsbang.

27. Zij vielen om en liepen als dronkemannen.Er bleef van al hun fiere stoerheid niets meer over.

28. Toen riepen zij in hun ellende tot de Hereen Hij redde hen uit al hun angst.

29. Hij zwakte de storm aftot een zacht ruisende winden de golven kalmeerden.

30. Zij waren blij omdat alles weer tot rust kwam.God Zelf bracht hen veilig naar de haven van bestemming.

31. Laten zij de goedheid en liefde van de Here prijzenen Hem ook eren om alle wonderendie Hij voor de mensen heeft gedaan.

32. Maar laten zij Hem ook prijzentegenover de leiders van het volken Hem de eer geven wanneer zij later alles vertellen.

33. Hij bepaalt of een waterrijk gebiedeen woestijn wordten bronnen opdrogenen tot droog land worden.

34. Of dat vruchtbaar landzoute grond wordt,omdat de bewoners slecht zijn.

35. Maar Hij maakt ook woestijnentot vruchtbare strekenen in droge, gebarsten grondlaat Hij bronnen ontspringen.

36. Daar laat Hij hongerige mensen wonenen zij bouwen daar een stad.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 107