Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 105:11-22 Het Boek (HTB)

11. Eenmaal zei Hij immers:Ik geef u het land Kanaän,het zal voor altijd van u zijn,als een erfdeel dat niemand anders toekomt.

12. Toen zij nog maar met weinig mensen waren,

13. en als nomaden van land naar land trokken,

14. liet Hij niet toe dat ook maar iemandhen te na kwam en onderdrukte.Ter wille van henwerden koningen door Hem gestraft.

15. ‘Kom niet aan de mensen die Ik heb gezalfden laat mijn profeten geen kwaad overkomen.’

16. Voordat Hij een hongersnood over het land liet komen,zodat er geen brood meer was,

17. liet God een man voor het volk uitgaan:Jozef werd verkocht als slaaf.

18. Hij kwam geboeid in de gevangenis terecht,zijn voeten in het blok.

19. Dat duurde totdat God zijn woord liet uitkomen.De Here zorgde dat hem recht werd gedaan.

20. De koning van Egypte stuurdeeen boodschap naar de gevangenisdat hij moest worden vrijgelaten,de machtige heerser gaf hem de vrijheid terug.

21. Hij gaf Jozef zijn vertrouwenen een hoge positie,hij werd zelfs onderkoning.

22. Jozef mocht alle bezittingen beherenen de leiders van Egypte leerden veel van zijn wijsheid.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 105