hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28
  29. 29
  30. 30
  31. 31
  32. 32
  33. 33
  34. 34
  35. 35
  36. 36
  37. 37
  38. 38
  39. 39
  40. 40
  41. 41
  42. 42
  43. 43
  44. 44
  45. 45
  46. 46
  47. 47
  48. 48
  49. 49
  50. 50
  51. 51
  52. 52
  53. 53
  54. 54
  55. 55
  56. 56
  57. 57
  58. 58
  59. 59
  60. 60
  61. 61
  62. 62
  63. 63
  64. 64
  65. 65
  66. 66
  67. 67
  68. 68
  69. 69
  70. 70
  71. 71
  72. 72
  73. 73
  74. 74
  75. 75
  76. 76
  77. 77
  78. 78
  79. 79
  80. 80
  81. 81
  82. 82
  83. 83
  84. 84
  85. 85
  86. 86
  87. 87
  88. 88
  89. 89
  90. 90
  91. 91
  92. 92
  93. 93
  94. 94
  95. 95
  96. 96
  97. 97
  98. 98
  99. 99
  100. 100
  101. 101
  102. 102
  103. 103
  104. 104
  105. 105
  106. 106
  107. 107
  108. 108
  109. 109
  110. 110
  111. 111
  112. 112
  113. 113
  114. 114
  115. 115
  116. 116
  117. 117
  118. 118
  119. 119
  120. 120
  121. 121
  122. 122
  123. 123
  124. 124
  125. 125
  126. 126
  127. 127
  128. 128
  129. 129
  130. 130
  131. 131
  132. 132
  133. 133
  134. 134
  135. 135
  136. 136
  137. 137
  138. 138
  139. 139
  140. 140
  141. 141
  142. 142
  143. 143
  144. 144
  145. 145
  146. 146
  147. 147
  148. 148
  149. 149
  150. 150

Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 105 Het Boek (HTB)

1. Prijs de Here, bid tot Hem.Vertel alle volken wat Hij heeft gedaan.

2. Zing lofliederen voor Hem.Getuig van alle wonderen die Hij doet.

3. Zijn grote en heilige naam is u tot steun,laat ieder die op de Here vertrouwt,blij zijn over Hem.

4. Vraag alles aan de Hereen laat zijn kracht u tot steun zijn,blijf voortdurend in contact met Hem.

5. Herinner u alle wonderen die Hij heeft gedaan.Denk nog eens na over de bijzondere dingendie Hij in het verleden deed en hoe Hij oordeelde.

6. U bent het nageslacht van zijn dienaar Abrahamen kinderen van Jakob.Hij heeft u uitgekozen.

7. De Here is onze Goden Hij oordeelt alles op aarde.

8. Het verbond dat Hij met u sloot,zal Hij nooit vergeten,Hij sloot het met het hele volk Israël,voor altijd.

9. Evenmin vergeet Hij ooitzijn verbond met Abrahamen de belofte aan Isaak.

10. Zijn woord was een stevig houvast voor Jakoben een eeuwige afspraak met Israël.

11. Eenmaal zei Hij immers:Ik geef u het land Kanaän,het zal voor altijd van u zijn,als een erfdeel dat niemand anders toekomt.

12. Toen zij nog maar met weinig mensen waren,

13. en als nomaden van land naar land trokken,

14. liet Hij niet toe dat ook maar iemandhen te na kwam en onderdrukte.Ter wille van henwerden koningen door Hem gestraft.

15. ‘Kom niet aan de mensen die Ik heb gezalfden laat mijn profeten geen kwaad overkomen.’

16. Voordat Hij een hongersnood over het land liet komen,zodat er geen brood meer was,

17. liet God een man voor het volk uitgaan:Jozef werd verkocht als slaaf.

18. Hij kwam geboeid in de gevangenis terecht,zijn voeten in het blok.

19. Dat duurde totdat God zijn woord liet uitkomen.De Here zorgde dat hem recht werd gedaan.

20. De koning van Egypte stuurdeeen boodschap naar de gevangenisdat hij moest worden vrijgelaten,de machtige heerser gaf hem de vrijheid terug.

21. Hij gaf Jozef zijn vertrouwenen een hoge positie,hij werd zelfs onderkoning.

22. Jozef mocht alle bezittingen beherenen de leiders van Egypte leerden veel van zijn wijsheid.

23. Toen Jakob en zijn familienaar het land Egypte waren gekomenen daar als vreemdelingen tussen de mensen woonden,

24. maakte God het volk steeds groter.Ook werd het machtiger dan wie ook.

25. Daardoor maakte Hijdat de tegenstanders het volk gingen hatenen hen met list tegemoet traden.

26. Toen stuurde Godzijn dienaar Mozesen diens broer Aäron, die Hij ook had uitgekozen.

27. Zij deden voor de ogen van de Egyptenarende wonderen die Hij hun had voorzegd.

28. God stuurde de donkere duisternisen er was geen hand voor de ogen te zien.Maar zij sloegen er geen acht op.

29. God maakte bloed van al het water in Egypteen alle vissen stierven.

30. Het land werd overspoeld door kikvorsen,zelfs tot in het koninklijk paleis.

31. God zei dat er steekvliegen zouden komenen het hele land wemelde ervan.Geen plek ontkwam aan de muggen.

32. Hij veranderde hun regen in hagelstenen,de hagel en het vuur dat er tussenin op aarde neerkwam,vernietigden alle gewassen.

33. God vernietigde hun wijnstokken,vijgebomen en alle andere bomen.

34. Op zijn woord kwamen er sprinkhanen over het land,ontelbaar veel.

35. Al het groene gewasen alle andere gewassen op het landwerden weggevreten.

36. Ten slotte doodde Hij alle oudste zonen in heel Egypte,de stamhouders, op wie ieder zijn hoop had gevestigd.

37. God leidde zijn volk met goud en zilver het land Egypte uit,niemand bleef achter.

38. In Egypte was men blij dat zij gingen,want de Israëlieten hadden de Egyptenarengrote angst aangejaagd.

39. God gaf daarop een wolk die het volk leiddeen 's nachts had het een vuurzuil als lichtbaken.

40. Toen zij erom vroegen,gaf Hij hun kwartels als vlees te eten.En elke dag was er meer dan voldoende manna,dat uit de hemel naar beneden kwam.Daarvan bakten zij brood.

41. Toen God een rots liet splijten,was er meer dan genoeg water.Er ontstond in die woestijn zelfs een rivier.

42. En dat deed Hij allemaalomdat Hij zijn dienaar Abraham een belofte had gedaan.

43. God was blij toen Hij zijn volk uitleidde,alle mensen van Israël trouwens ook,zij zongen het uit.

44. Hij gaf zijn volkhet land van de volken die eerst in Kanaän woonden.Zij konden er zo van oogsten.

45. Wel verlangde God van hendat zij zijn geboden zouden nalevenen zijn wet trouw zouden navolgen.Prijs de Here!