Oude Testament

Nieuwe Testament

Psalmen 104:8-20 Het Boek (HTB)

8. De hoge bergen en de diepe dalenontstonden precies waar U ze hebben wilde.

9. U hebt aan het water grenzen gesteld,die niet worden overschreden.De aarde heeft niets meer te vrezen.

10. God laat de bronnen ontspringenen het water als kleine beekjeslangs de berghellingen naar beneden stromen.

11. Alle dieren lessen hun dorst daaraan,ook de wilde ezels.

12. De vogels nestelen in de bomen langs de oeversen zingen het hoogste lied.

13. God voorziet de bergen van water.De aarde kan alleen maar vrucht dragen dankzij U.

14. God laat het gras groeien als voedsel voor het vee.Ook andere gewassen voor de mensen,zodat zij brood kunnen eten.

15. Ook de wijn komt zo uit de aarde voort,die doet de mensen goed.Ja, door brood en wijn worden de mensen gezond en sterk.

16. De ceders in de Libanon zijn van de Here.Ook zij ontvangen ruim voldoende water.

17. De vogels nestelen erin.De ooievaars hebben hun nesten in de cipressen.

18. Hoog in de bergen leven de steenbokkenen de klipdassen kunnen veilig wonen op de rotsen.

19. God laat de maan en de zon op hun vaste tijdenopgaan en ondergaan.

20. Wanneer U de duisternis laat invallen,begint de nacht en alle dieren laten van zich horen.

Lees verder hoofdstuk Psalmen 104